De Burgemeester sprak
Hij werd in 2005 burgemeester van Venlo, in 2012 van Nijmegen: Hubert Bruls (Nuth 1966). Het zal niet verbazen dat hij verder kijkt dan tot aan nabije oostgrens. Als vice-voorzitter van de Euregio Rijn-Waal was hij op 6 juni in Doetinchem uiteraard bij de Euregioraadsvergadering. Maar van daaruit spoedde Bruls zich toch ook nog naar het Duitse Kessel am Niederrhein. Daar was de jaarvergadering van de Doddendael-Kring, hét Nederland-Duitsland Forum (www.doddendaelkring.de) bezig, op slechts enkele honderden meters van de Nederlands-Duitse grens plaats. In een oud fabriekscomplex, de Viller Mühle. Een plek, waar de Duits-Nederlandse Heinz Bömler een waanzinnig gek museum-theater bestiert (www.viller-muehle.de).
Waanzin
Geen betere locatie dus om de Nijmeegse burgemeester te laten vertellen over de waanzin aan de Nederlands-Duitse grens. Bruls doelt op de ‘Atlas voor gemeenten’. Daarin worden de 50 grootste gemeenten van Nederland op 50 punten met elkaar vergeleken. Tot nu toe rangeerden grenssteden daarin op veel lagere plaatsen dan steden in de Randstad. Bij de ranking werd geen rekening gehouden met de positie van steden als Nijmegen en Maastricht binnen een grotere, grensoverschrijdende regio. Bij de grens viel voor de Atlas het doek! En dat terwijl, aldus Bruls, je binnen een half uur van Nijmegen in de belangrijke havenstad Duisburg bent. Sinds de Atlas van dit jaar is echter het tij gekeerd. De grenzen zijn open gegaan en de steden buiten de Randstad hebben hun randpositie verlaten en zijn in de ranking aanzienlijk gestegen!
Een ander waanzinspunt is het feit dat de grens voor de arbeidsmarkt nog behoorlijk op slot zit. Bruls memoreerde dat slechts voor ongeveer 1 % van de arbeidsmarkt grensoverschrijdend werkverkeer plaatsvindt. Duitsers, die in Nederland werken, en Nederlanders die in Duitsland een baan hebben. Hier is nog heel veel te winnen, aldus de burgemeester.
Struikelblok
En wat is volgens Bruls het belangrijkse struikelblok? Het zal niemand verbazen dat de burgemeester een vurig pleidooi hield voor een betere kennis van de Duitse taal in ons land. Als burgemeester bekostigt hij geen scholen en heeft niets te zeggen over het vakkenplan. Maar hij is duidelijk geen voorstander van het verdwijnen van het vak Duits uit scholen. Daarentegen houdt hij een vurig pleidooi voor Duitse les in een vroeg stadium. Op diverse basisscholen langs de grens wordt daarmee geexperimenteerd.
Maar, zo een vraag uit het publiek, kan de school de jeugd wel voldoende op de Nederlands-Duitse arbeidsmarkt voorbereiden? Deze week meldde een docente Duits immers dat een leerling wilde stoppen met het vak. Ze wilde naar de hotelschool en daarom Duits leren! Niet zich uitsluitend focussen op eindexamen-stof, maar écht Duits leren.
Talenmarkt
Het leren voor het leven in bedrijf en beroep wordt door de overheid aan de markt overgelaten. Volwassenen krijgen van hun werkgever de gelegenheid om bijvoorbeeld een taaltraining Duits te volgen. Deze markt kent geen standaards en geen kwalifikatie-eisen. Er zijn geen opleidingen voor docenten in dit onderwijsveld. Veel bedrijven kennen slechts één adres als ze aan taalcursus denken, net zoals ze bij vertaalpogingen nog slechts één online translator kennen. In 1993 liet het Ministerie van Economische Zaken via de Stichting Promotie Talen een “Taalpromotor. Wegwijzer voor het hanteren van vreemde talen in het midden- en kleinbedrijf” maken. 99 pagina’s waardevolle en onafhankelijke informatie. Das war einmal!
Als taaltrainer voel ik me geroepen om bij elke nieuwe trainingsaanvraag iets te zeggen over de aard van de taaltrainingsmarkt en over de eisen die de klant aan een goede training zou moeten stellen. Het zou te wensen zijn dat personeelsfunctionarissen die kennis al in huis hebben om te verhinderen dat ze de bekende weg inslaan.